Een wei met koeien schoof
in de richting van de trein.
Ik verlangde er opeens heel hevig naar
om voor korte tijd een van hen te zijn.
Met mijn vuile reet verwarm ik mijn
vegetarisch maal, om me heen
liggen mijn medekoebeesten
als in een commune zichzelf te wezen.
Ik ben beroemd
(mijn blitse kop prijkt
op een doosje smeerkaas),
steenrijk (graaslanden op Jersey,
een alpenweide in Zwitserland),
alle koeien zijn dol, ook op mij.
Tevreden kom ik overeind,
schud mijn uier, schurk me
tegen de prikkeldraad, bezeik mijn eten
en staar vol meelij naar die vent
in de trein die naar me kijkt
om me zo meteen weer te vergeten.
uit: Grootste Hits! De Jaren Nul, 2009