doe geen kwaad. denk na. mijn hoofd kent het pad dat het best bij mij past. maar er is ook het hart, er is de buik die spreekt. wat de buik zegt, zet de stap in gang. eerst is mijn pas slap, sluip ik meer dan ik loop, in de hoop dat aan niets te zien is wat ik in het schild voer, maar al gauw vier ik het touw wat, breek los, wijk meer en meer af van waar mijn neus naar wijst. op de tip, op de bal van mijn voet dans ik weg, weg, weg. in de dag mag wel wat meer jazz.
Het was kort voor het uitbreken van de coronacrisis dat David Troch me zei dat hij werkte aan een bundel die alleen maar gedichten met eenlettergrepige woorden zou bevatten. Mijn spontane reactie: “Amai.” “Valt mee,” repliceerde de dichter, “er zijn heel veel eenlettergrepige woorden. ” Dat is waar. Een bundel met alleen maar tweelettergrepige woorden, die zou pas opzien baren. Ik weeg de voor- en nadelen van een dergelijk project, want zo kunnen we dit wel noemen, even tegen elkaar af. Een eerste voordeel lijkt mij het thema van de bundel, een bundel met niet een inhoudelijk thema, maar een taaltechnisch thema. Origineel is het zeker, leuk puzzelwerk. Tweede oordeel: recensenten hoeven zich het hoofd niet te breken over een invalshoek om de bundel te bespreken, de dichter reikt die zelf aan, makkelijk zat. Derde voordeel: als je woorden zoals kut en lul vermijdt, kan het boek zomaar ingezet worden in de lessen Nederlands. Poëzie op school, hoera faldera! Laatste en grootste voordeel, dat meteen ook in tegengestelde zin het grootste nadeel kan zijn: indien het schitterende poëzie oplevert, triomfeert de dichter ondanks de zichzelf opgelegde beperking. Alsof iemand met één been de top honderd haalt van een loopwedstrijd tegen opponenten die over beide onderste ledematen beschikken.
De nadelen dan. Wat ik net zei, de beknotting, de zelfkastijding, het moeten werken met lijstjes van eenlettergrepige woorden, waardoor je prachtige woorden als pakweg jutter, kleefkracht of ransuil niet mag gebruiken. Waarom jezelf in een dwangbuis wurmen, is poëzie maken op zich nog niet moeilijk genoeg? Als het project resulteert in een verzameling slome versjes, dan zal iedereen roepen: “Doe effe normaal, man!” Of het lezerspubliek zal dat helemaal niet roepen, maar zich blindstaren op het kunstje, met een vergrootglas op zoek gaan naar een woord dat uit meerdere lettergrepen bestaan. Natuurlijk zal het dat niet vinden, omdat de dichter de hele zwik tig keer heeft gecontroleerd. Maar een hardloper met maar één been wenst niet alleen te worden toegejuicht omdat hij aan de start verschijnt. Die wil ook een prestatie neerzetten een man met één been waardig.
Het voorgaande schreef ik voordat ik op de website van Uitgeverij Vrijdag de bundel met als titel voor jou wil ik een huis zijn opzocht. In de aankondiging wordt niet gerept over de eenlettergrepigheid. Oeps, heb ik hier nu iets verklapt wat de lezer verondersteld wordt zelf te ontdekken?
Hoe dan ook, in deze rubriek die ‘Uitgelicht’ heet, wordt telkens één gedicht belicht, niet een gehele dichtbundel besproken. In het gedicht ‘jazz’ is in de eerste strofe de rede aan het woord. Iemand bezweert zichzelf geen kwaad aan te richten. In de tweede strofe spreekt het hart. Het hart haalt het, wat leidt tot een actie in de derde strofe: ‘iets in het schild voeren’, maar met een voorzichtige aanloop, met slappe pas, sluipend. In de vierde strofe zou het woord ‘maar’ een tegenstelling kunnen inluiden, maar dat doet het niet. De ‘maar’ heeft een versterkende functie. De tred wordt vaster, er wordt niet langer geslopen. In de regel waarin de neus wijst, voel ik voor het eerst en voor het laatst in dit gedicht de dwangbuis van de dichter. Het gedicht eindigt fraai. De tip (mooi woord), de bal van de voet (goed gezegd), het wegdansen (ja, weg, weg). En in de dag mag wel wat meer jazz. Geen disco, new wave, metal, hardrock of Vlaamse schlager, want dat zijn te veel lettergrepen.
David Troch won in 2011 – gossie, zo lang geleden al – de Turing Gedichtenwedstrijd met het schitterende gedicht ‘wij waren geen jongens’. Als ik ‘jazz’ naast ‘wij waren geen jongens’ leg, dan ben ik geneigd te zeggen: “Doe effe normaal, Daaf!” Maar ik doe het niet. Een beetje gezonde poëtische abnormaliteit, ik lust er wel pap van.
Philip Hoorne