dat wij geen deel hebben
aan het durende
maar het plots als gestold
waarneembaar is
zoals toen
in dat grotesk lege landschap
waar je de kromming van de aarde vermoedt
wij brood aten
wind heerser was
zand en kruimels wegdroeg
en jij
uit die verte naderde
zoekgeraakte stafkaart in de hand
langzaam groeiend
over de kromme horizon stapte
de herinnering bracht
aan wat men liefheeft
en zij toont onverwacht
waar wij buiten staan