wij drieën wandelen buiten de aarde
van omheining naar omheining.
hier kennen de maanden elkaar, verandert
er niets, want we zijn voor altijd samen
de bomen schikken zich naar de wind
en staan te lezen bij de vijver
wij leggen onze woorden op het water,
wachten of ze naar iemand zullen varen
zonder gezicht spreken we elkaar toe
in dit kleine halfrond van de heer
we kennen het web en zijn redenen
misschien moeten we bij een mens blijven haperen
om geluid te maken en onszelf te herstellen
we wandelen, wat gaan we uit de weg?
Roel Richelieu Van Londersele
Dit gedicht uit de bundel Tot zij de wijn is (2009) is een toonbeeld van een lokaal ingebedde universele boodschap. Perfect oefenmateriaal voor elke stadsdichter in wording. Enerzijds verwijst het gedicht naar het cultuurcentrum van Drongen dat volgens de website van de stad Gent tevens een uitgestrekt landgoed is met een “kasteel, een park met vijver, graslanden, bosgedeelten en grachten. Je kan er genieten van een ontspannende wandeling, picknicken, een boek lezen op een van de bankjes, ...” Belangrijker voor de betekenis van het gedicht is de historische achtergrond van deze site. Het was destijds een bezinningsoord waar de religieuzen vanuit de abdij alleen per drie naar toe mochten wandelen. De dichter geeft in zijn gedicht subtiele aanknopingspunten met de historische (“wij drieën wandelen” en “halfrond van de heer”) en ruimtelijke (een natuurgebied zoals omschreven in de tweede strofe) context. Maar wie deze context niet kent, herkent nog steeds het thema van de natuurwandeling en de waarde en betekenis voor de wandelaar. Voor mij betekent dit gedicht dan onder meer het volgende. De wandelaar voert een denkende dialoog in een driehoeksverhouding met de natuur en zijn gezelschap. De natuurervaring is tevens een mystieke ervaring en roept existentiële vragen op: hebben we naast de stilte van de natuur ook elkaar niet nodig voor ons mentaal herstel? En tenslotte staat de dichter stil bij de betekenis van het wandelen. Het kan een peripatetische en dus filosofische functie vervullen, maar tevens een soort vluchtreflex inhouden. Het gedicht charmeert me ook omwille van zijn zeer mooie beelden, zoals ‘woorden die we op het water leggen’.