klank nog onaangekleed kleeft
aan de rafelrand van nanacht
droom als draderig vlies tussen tenen
het blad van bewustzijn onleesbaar
een uur van krimp en expansie
regen verdrinkt zich aan ramen
blaast nieuwe adem over polders
het huis kraakt en beeft
ochtendcocktail van vrees en verlangen
rimpelt over lakens als over een spinnenweb
er valt niets meer te bedekken
tussen stroom en glad geslepen steen
het bloed neemt de benen
jaagt over verlaten straten
walst tegen wanden aan
nog even duivelt het met schone handen
tot nacht uitgevloeid in het bed
droogdok van
durende liefde