Wij liggen op de as. Een beetje tong
likt het gebinte. Het is de cadans
de komst van rechte stukken.
De komma’s de stippen in het land
waar onze gedachten zich naar schikken.
Lang kijken en of wij dat nog kunnen.
Op onze beurt nagekeken door het tijdelijke.
Er is een leven en een leven na elkaar.
Voor een tussentijd van geen woord.
Voor de stomme film van het passeren.
Bijna klassieke muziek. Ter grootte van
een werkelijk gebeuren.
Wij in de vorm van een raam.
En straks als kamers door de nacht.
Hoe snel verklein je als uitsterven niet mindert.
Tot stippellijn als je er bij stilstaat.
Tot een stuurloos vertrouwen met de hand
op het hart.
Wij zeggen niets omdat wij samen reizen.
Omdat het uitzicht zo goed is in schrijven.
Uren door lengte en lengte door lege plekken.
Bij gelegenheid zien wij naar elkaar.
Onder de sporen blijven wij anoniem.
De ongeschreven wet van het bestaan.