Twee lichamen met een dode ertussen
moeten de vrede bewaren.
Onze stappen droogden de aarde al.
Ons sterven is nooit verlegen geweest
de weg te vragen. Leg er een hand op
en de stemlozen zullen dit herhalen.
Tragedie is een vreemd land.
Wij weten niet hoe wij met de inwoners
moeten praten. Wij sparen aanraking
aan de nachtzijde net als de onmacht
over vingerverf het morsen van
voorwoordelijke pijn.
De tijd stond op het slagveld al.
Alles wat ons rest is van profane heugenis.
Wij mengen windrichtingen met vergeelde
kranten en steken ons kind van één geraamte aan.
Als oude geheimen verspreiden onze daden
zich in onvertaalbare talen. Iets tussen het liplezen
van God en mond die je niet wil openhalen.
Wij kruisigen de speler die de mensen regisseert
en verbreken de zegels in het dal der Koningen.
Zo moet het vroeger ook zijn geweest.
Wie door zijn verf een huidspoor trekt
is er aan voor moeite. Wie woorden neerzet
ziet ze leegwaaien sneller dan het schreeuwen
tegen de tijd in.
Wij schrijven niet aan een afscheidsbrief
maar ooit zal hij er liggen.
Uit: Woestijnzucht
Uitgeverij P, 2021