top of page
Foto van schrijverElise Vos

Huidloos ingraven


Selkie


We spoelden aan uit speelsheid. Om op het strand te dansen om ook eens vuur te zien. We wilden weten wat warmte is en of je daar ook in kunt verdrinken. Eén man stal mijn vel. Voor hem was ik een hemellichaam met twee ringen. Ik groef me huidloos in. Hij zei lief wat ben je vinnig – ik dacht ja je bent warm maar als je ‘s nachts tegen me aan komt liggen: het gewicht en de omvang van een schip. Wat ik verzwijg: dat ik mijn vorm niet vind. Ernaar verlang om koud en grijs, gestroomlijnd van je weg te zwemmen. Ik zoek steeds grimmiger gesteente, moet telkens naar de kustlijn trekken ‘s nachts, als het maanlicht blauw als een verdronken lichaam is waarin ik tussen plastic naar bootlichten vis. Het dansen is inmiddels sidderen, geschokt bewegen. We kerven met onze lijven letters in het luchtledige. Dit is geen schrift meer. Ik doorzoek het huis terwijl hij slaapt. Mijn huid vis ik uit een kist en zingend loop ik naar een klif.




 

Uit de debuutbundel Nu we er toch zijn (Querido, 2023) van Erwin Hurenkamp blijft mij vooral het gedicht Selkie bij. De bundel werd genomineerd voor de Poëziedebuutprijs 2024, stond op longlist van De Grote Poëzieprijs 2024, en op de shortlist voor de Herman de Coninckprijs. Selkie kreeg ook een plaatsje in de daaraan gekoppelde bloemlezing (“de 44”). Noordse zeemeermin

Een bekend verhaal in een gedicht verwerken is altijd gevaarlijk. De dichter moet er namelijk over waken dat hij niet vervalt tot het louter opsommen van gebeurtenissen. Bovendien weet hij niet wat tot de voorkennis van de lezer behoort en wat niet. Erwin Hurenkamp maakt een verstandige keuze: hij selecteert de minder bekende selkie en schetst een heldere verhaallijn. Al kan het gedicht perfect zonder voorkennis gelezen én gesmaakt worden, een korte uiteenzetting over dit mythisch wezen werkt misschien verhelderend. De selkie is een soort mengwezen, een gedaanteverwisselaar die schippert tussen zeehond en mens. Getuigenissen met betrekking tot dit mythologisch schepsel komen vooral voor in Schotse, Ierse, Faeröerse en IJslandse gebieden. Deze leukten niet alleen donkere avonden bij het haardvuur op, maar boden ook verklaringen voor sociale fenomenen in de samenleving (waaronder onverwachte/ongewenste zwangerschappen, alleenstaande ouders, verdwijningen, de verschijning van een vreemdeling in het dorp, …). Ook leenden de vertellingen zich goed voor ontstaansmythes van vissersfamilies, die in hun stamboom graag legendarische creaturen opnamen. Dergelijke verhalen getuigen van de harde, grimmige wereld waarin men in vroeger tijden leefde. Varianten

Er bestaan twee grote varianten van het verhaal, afhankelijk van het geslacht van de selkie die er de hoofdrol in speelt. De vrouwelijke variant, waaraan Hurenkamp zijn gedicht ophangt, gaat als volgt. Een groep selkies gaat aan land om in het maanlicht te dansen. Hiervoor werpen zij hun huid af en transformeren in bekoorlijke naakte meisjes, terwijl een visser hen bespiedt. Hij steelt de pels van één van hen. Haar zussen vluchten terug het water in, maar zij is gedwongen achter te blijven en de man te volgen. Ze wordt een goede huisvrouw en schenkt hem kinderen. Ondertussen houdt hij haar pels verborgen en blijft zij verlangen naar de zee. Op een dag vindt ze haar vacht terug, die de visser meestal in huis verstopt heeft, of vindt één van de kinderen de pels en krijgt ze hem op die manier terug in handen. Zonder twijfel laat zij echtgenoot en kroost in de steek en keert terug naar het water. In sommige versies is het de kinderen later gegund af en toe eens een glimp van hun moeder op te vangen wanneer ze zich op het strand bevinden. Voor de volledigheid vermeld ik ook even de mannelijke variant. Hier treedt het verklarende karakter nog meer op de voorgrond en wordt een meisje steevast verleid door een selkie (dus opnieuw een toe-eigening van de vrouw door de man). Zij geraakt zwanger, terwijl de vader nergens meer te bespeuren valt. Een jaar na de geboorte keert de selkie echter terug om zijn kind op te eisen: hij neemt het mee naar de zee en geeft in ruil een pot goud aan de ongehuwde moeder. In beide versies komt de vrouw er dus behoorlijk berooid vanaf; ze verliest het kind altijd. De insteek van de dichter

Zonder het te letterlijk na te vertellen, volgt Hurenkamp netjes de vrouwelijke variant van het verhaal, maar voegt er zo veel meer aan toe. Ik zie voornamelijk twee mogelijke interpretaties. 1. Dit is een klimaatgedicht, verpakt in een romantisch, sfeervol folkloreverhaal. De mens eigent zich de natuur toe, onderwerpt haar. Hij pakt wat hij mooi of nuttig vindt en gebruikt het naar eigen goeddunken. Elementen die naar de klimaatcrisis verwijzen zijn o.a.: het aanspoelen (niet alleen een bewuste keuze van de selkie, maar ook afval, wrakken en lichamen kunnen aanspoelen), bootlichten, vissen, plastic, …Op een vernuftige manier verweeft Hurenkamp de vier elementen in verschillende verzen en ondersteunt op die manier deze lezing: - water: aanspoelen, strand, verdrinken, vinnig, schip, gestroomlijnd wegzwemmen, kustlijn, verdronken lichaam, naar bootlichten vissen; - vuur: warm(te); - lucht: hemellichaam, het luchtledige, maanlicht; - aarde: ik groef me huidloos in, gesteente,…

De selkie gaat op zoek naar warmte (liefde om in te verdrinken), maar bedenkt zich al snel na de ontmoeting met de man die haar als “hemellichaam met twee ringen” (een verwijzing naar huwen) beschouwt. ’s Nachts ontvangt ze wel de gezochte warmte van hem, maar dit voelt dreigend als “het gewicht en de omvang van een schip”. Opnieuw een mooie knipoog naar de klimaatcrisis. De vrouw zwijgt echter, vertelt niet dat ze eigenlijk terug wil naar de kou, naar haar oude vorm verlangt en haar echtgenoot wil verlaten. In het geheim (’s nachts) zoekt ze de natuur terug op, maar ook deze heeft een onheilspellende connotatie gekregen (het maanlicht is blauw als een verdronken lichaam).

Hurenkamp breit een prachtig slot aan zijn gedicht. Het oorspronkelijke, verleidelijke dansen is ontaard in een griezelige beweging (sidderen, geschokt bewegen), die doet denken aan de doodsstrijd van zeedieren. Meer nog, het lijkt een waarschuwing maar de boodschap van deze dans is onleesbaar geworden (“Dit is geen schrift meer.”) en vindt geen weerslag (“We kerven met onze lijven letters in het luchtledige.”). De enige oplossing is vluchten, opnieuw een metamorfose ondergaan naar de oerstaat van het mythische wezen en daarvoor is de verborgen vacht nodig. De zoektocht gebeurt in het geheim, wanneer de man die zich de vrouw / de natuur toegeëigend heeft, slaapt. Hurenkamp doet ons de spanning van een open einde cadeau. De selkie vindt haar huid (de natuur vindt haar kracht terug) en loopt ermee naar een klif. Hiermee kunnen we twee kanten op. Enerzijds kunnen we veronderstellen dat deze klif zich aan de rand van het water bevindt en dat de selkie hier triomfantelijk (cfr. zingend) van afspringt, terug de vrijheid in. Op deze manier is de natuur gered (of heeft zij zichzelf gered). Anderzijds suggereert dit romantische beeld dat de vrouw zelfmoord pleegt door zich van een hoogte te laten vallen en kan het zingen eerder op een bezwering of klaagzang slaan. Ondanks de recuperatie van de vacht, is het te laat voor de natuur. Door de klimaatthematiek op dergelijke subtiele wijze te verwerken, voelt het niet alsof de boodschap er vingerdik op ligt. Dit maakt het gedicht tegelijk toegankelijk, veelzijdig én van een hoog niveau. 2. De tweede lezing, die volgens mij weinig uitleg vergt, is de “feministische” interpretatie. Vrouwen worden door mannen onderdrukt. De man eigent zich de vrouw van zijn keuze toe. Ze staat in voor het huishouden, de kinderen en het geluk van de man. Zelf is ze zwijgzaam (ze spreekt niet hardop, maar denkt in het gedicht), verleent haar medewerking (huidloos ingraven) en blijft met haar eigen noden worstelen wanneer de man niet kijkt (ze moet telkens ‘s nachts naar de kustlijn trekken). Occasioneel stribbelt ze tegen (wat ben je vinnig), maar keert zich uiteindelijk definitief van haar usurpator af door ofwel te vluchten en alles achter te laten, ofwel zelfmoord te plegen. Kortom: het relaas van een vrouw die zich uit een toxische relatie bevrijdt en daarbij de nodige offers brengt. Een kleine kanttekening bij het einde. In eerste instantie dacht ik dat de vrouw ook in dit gedicht verlies lijdt wanneer ze man en haard verlaat, zoals in de eerder besproken mythologische “slotscènes”. Toen viel me op dat bij Hurenkamp het kind ontbreekt. Misschien is dit een bewuste keuze: door het schrappen van een personage, blijft het gedicht voldoende helder voor de lezer. Maar er is ook de mogelijkheid dat de selkie in Hurenkamps verhaal kan ontkomen nog voor de kinderen er zijn, wat deze geschiedenis iets minder tragisch maakt. Misschien wordt haar kroost wel geboren tussen de golven en biedt dit ons weer hoop voor de natuur? Ik vrees dat dit laatste wat te veel wishful thinking is van mijn kant, maar je weet maar nooit dat de dichter ooit een tweeluik van dit gedicht maakt.

Hurenkamp levert dus veel meer dan een klimaatgedicht af. Hij wijst niet met het vingertje maar presenteert ons een romantisch verhaal met een open einde dat we zelf in de hand hebben.


Graag meer van dat, alsjeblieft!

bottom of page