top of page
Foto van schrijverRoer

Iedereen stadsdichter

In gesprek met Steven Van de Putte


Over de juiste sfeer en het correcte kader



Dag Steven. Welkom bij Roer.

Je was stadsdichter van Deinze van 2019 tot 2023? Hoe blik je daarop terug?


Ik kijk met veel voldoening terug op dit ambt. Dankzij dit mandaat kreeg ik de kans om mijn passie voor poëzie en podiumkunsten te combineren. Daarenboven kon ik door de professionele ondersteuning van de stad Deinze mijn evenementen altijd in de best mogelijke omstandigheden organiseren. Dat mijn stadsdichterschap samenviel met de opening van het Leietheater, was daar niet vreemd aan. Het nieuwe cultuurcenrum gaf me de mogelijkheid om grootschalige initiatieven op te zetten en aan publieksverbreding te doen. Zo organiseerden we in deze theaterzaal een mooie hommage aan eerste stadsdichter Martin Carrette (2021). Ik bewaar ook bijzondere goede herinneringen aan mijn samenwerking met de culturele instellingen van de stad. Zij hebben echt in mijn mandaat geïnvesteerd. Met KADE (de kunstacademie) maakte ik een podcast, met de communicatiedienst een poëziefilm (‘Landegem op het spoor’), met het museum een overzichtstentoonstelling over Leiepoëzie en -kunsten, en met zowat alle instellingen samen het poëtische kunstenfestival ‘Vaarwater’(2023). Ik wilde met mijn stadsdichterschap mensen samen brengen en de sociale cohesie bevorderen. Dat leidde tot een intense samenwerking met heel wat verenigingen zoals de Gezinsbond, Cultuursmakers en Davidsfonds Landegem. Ik ben dankbaar voor alle warmte en genegenheid die ik in al deze geledingen en bij al die vrijwilligers mocht ervaren. 


In het kader van jouw stadsdichterschap heb je een lijvig boek samengesteld Iedereen stadsdichter, een soort leidraad voor stadsbesturen en een bloemlezing. Kan je daar iets meer over vertellen? 


‘Iedereeen stadsdichter’ is vele boeken in één boek. Het heeft vooreerst een literatuurwetenschappelijke benadering. Ik bestudeer in het boek bijvoorbeeld de theoretische kaders rond poëtica en literair engagement en leg uit op welke manier zij invloed uitoefenen op de invulling van een mandaat als stadsdichter. Het is ten tweede een handboek voor stadsdichters en lokale besturen. Ik leg hen van naaldje tot draadje uit hoe ze een objectieve selectieprocedure voor stadsdichters moeten houden of een stadsdichtersproject op het getouw moeten zetten. Ik wilde daarbij niet aan de oppervlakte blijven. Als ik het bijvoorbeeld over de integratie van poëzie in de publieke ruimte heb, vind ik het belangrijk om een checklist en best practices aan te reiken.  Het is ten derde mijn persoonlijk journal intime. Ik stel me heel open en kwetsbaar op. Ik vertel hoe ik stadsdichter ben geworden en hoe bepalend het lokale culturele leven en het stedelijke gemeenschapsleven in het algemeen daarvoor geweest zijn. Het is ten slotte ook een bloemlezing van stadsgedichten. Die aanpak zorgt voor een erg gelaagd boek. Maar dat is een bewuste keuze. De stadsdichter vervult nu eenmaal verscheidene rollen tegelijkertijd en voor elk ervan wilde ik de juiste sfeer en het correcte kader creëren. Of het nu de gevoelsmens, projectleider of dichter is die het boek leest, hij moet er zijn gading in vinden. 


Wat heeft er jou toe aangezet om de stadsdichters te verenigen? 


Tijdens mijn stadsdichterschap sprak ik met veel collega’s. Ik stelde vast dat er weinig of geen kennis-en ervaringsdeling bestaat tussen stadsdichters. Ieder vindt op zijn eigen terrein telkens weer het warm water uit. Je kan dat alleen maar betreuren. Want dat vergt heel veel energie die ten koste gaat van het artistieke proces. Bovendien leidt het ook tot een schrijnend amateurisme, zeker in kleine gemeenten. Dichters worden er niet of nauwelijks betaald en krijgen geen substantiële werkingsmiddelen. Op die manier blijft het behelpen. Het is vanuit die analyse dat ik vind dat onze stadsdichters in Vlaanderen en Nederland een overkoepelend kenniscentrum verdienen. Mijn boek wil daar een stevige aanzet toe zijn. Ik heb bijvoorbeeld veel studiewerk gestoken in een evenwichtig vergoedingssysteem. Op het elektronisch prikbord bij het boek staat een modelovereenkomst tussen lokale besturen en stadsdichters. Alles staat dus in het teken van de professionalisering. Kijk, ik heb veel sympathie voor initiatieven zoals het Stadsdichtersgala in Nederland, omdat ze stadsdichters uit alle windstreken op een heel informele manier samenbrengen. Maar willen we echt het ambt veilig stellen voor de toekomst en inzetten op de literaire en maatschappelijke kwaliteit ervan, dan is er meer nodig dan wisselbekerscompetities. Zij dreigen trouwens het stadsdichterschap te herleiden tot ‘performance’ terwijl het ambt precies zeer veelzijdig is. Ik spreek niet voor niets in mijn boek over de acht functies ervan. 

  

Wat stel je zelf voorop in de poëzie? Wat is jouw ‘recept' voor een goed gedicht? 


Als dichter ben ik sterk geëvolueerd. Ten tijde van mijn debuutbundel ‘Moederstad’ schreef ik nog erg bombastisch en vaak ook hermetisch. Mijn stijl is veel toegankelijker en uitgepuurder geworden. Daar zit het stadsdichterschap zeker voor iets tussen. Je leert om voor de lezer te schrijven. Goede poëzie is voor mij eerlijke poëzie. Poëzie die doorleefd is en geschreven vanuit een emotionele urgentie. Ik heb nu een tiental gedichten geschreven over het tragische levenseinde van mijn moeder. Ik merk dat ik daar gemakkelijk over schrijf omdat ik onderhand kan terugvallen op een sterk ontwikkelde emotionele waarheid. Tegelijkertijd droom ik er wel van om nog ooit eens een doorwrochte en meerlagige bundel over een actueel maatschappelijk thema te componeren, zoals Zabriskie van Peter Verhelst. 


Wat ligt er nog voor de boeg? 


Die nieuwe bundel zal nog niet voor morgen zijn. Wel zeker is dat er tegen 2026 opnieuw een boek uitkomt. Ik hoop het gesprek met mijn uitgever daarover dit jaar nog af te ronden. Het zal een wetenschappelijk non-fictie boek zijn. Ik houd ervan om afwisselend over poëzie en recht te schrijven. Ondertussen tour ik nog tot eind 2025 met ‘Iedereen stadsdichter’ door Vlaanderen en Nederland. Het is een solovoordracht waarin ik spreek over de impact van poëzie op stedelijke ontwikkeling en waarvoor ik structureel samenwerk met Cultuursmakers. 


Aansluitend koos je ook drie gedichten uit het verzamelwerk, met een korte bespreking.

Aangevuld met een gedicht uit eigen werk.


We lezen even mee.






vragen: Wim Vandeleene





bottom of page