In gesprek met Frederik Bosmans
Over juiste woorden, complexe dingen en zijn debuutbundel Diorama
Frederik Bosmans is vader van dochters, man van een mogelijke vrouw en meneer voor een paar dozijn leerlingen. Hij woont en werkt in Borgerhout, in wat sommigen een getto noemen maar anderen dan weer het puurste vakantiegevoel. Gedichten van hem verschenen eerder in Deus Ex Machina, G./Gierik NVT, het Gezeefde Gedicht en Het Liegend Konijn. Hij is laureaat van enkele dichtwedstrijden, waaronder de Melopee Poëzieprijs 2020 (publieksprijs). Hij is Germanist van opleiding en studeerde af aan de Antwerpse Schrijversacademie. In het voorjaar van 2022 presenteert hij zijn poëziedebuut bij Uitgeverij P.
Je bent taalleerkracht Nederlands en Engels. Welke rol heeft poëzie in het onderwijs volgens jou?
En hoe probeer jij die rol te vervullen?
Laten we onszelf die illusie alvast besparen: de rol van poëzie in het onderwijs is heel beperkt. Spijtig, want ik denk dat het voor jonge mensen juist zinvol kan zijn om met gelaagde teksten geconfronteerd te worden. Voor mij is poëzie taal die viert, in alle betekenissen van dat werkwoord. Het is taal die het louter functionele of relevante van communicatie loslaat, op zo’n andere manier dat de zegging buitengewoon wordt. Ik merk dat mijn leerlingen zich vaak die nutsvraag stellen: ‘Wat brengt dit op?’ of ‘Waarom moet ik dit leren?’. Wanneer ik dan antwoord ‘Zomaar’ of ‘Omdat het taal op z’n best is.’ krijg je van die beteuterde gezichten. Maar deze overbodigheid vind ik juist essentieel. Het brengt misschien niet meteen wat op, maar het brengt je wel iets bij. Denk aan taalesthetiek, maar ook aan het feit dat woorden voor van alles en nog wat gebruikt of misbruikt kunnen worden. En dat je dus met de juiste woorden heel complexe dingen toch gezegd krijgt. Dát snapt elke tiener wel. Dikwijls hebben leerlingen ook zo’n verkeerd beeld van wat poëzie is. Op je zestien is alles vaak ingewikkeld, daar wil je geen kromspraak bovenop. Ik probeer mijn leerlingen dan gerust te stellen en hen haalbare teksten aan te bieden. Of het iets uithaalt? Daar maak ik me geen zorgen over. En neen, ik ben niet pessimistisch over het poëzieonderwijs. Al heeft het wel iets heel naïefs. (lacht)
Een taalleerkracht die van poëzie houdt, doet me denken aan de film Dead Poets Society uit 1989. Daarin zegt docent Engels John Keating - vertolkt door Robin Williams - het volgende: “You must strive to find your own voice because the longer you wait to begin, the less likely you are going to find it at all.” Wat roept deze quote bij je op?
Wat Keating daar zegt klopt grotendeels wel voor mij. Hij spreekt hier over ambitie en over authenticiteit. Sommigen onder ons weten al heel vroeg in hun leven wat hun pad zal worden. Maar de meerderheid vindt zijn weg toch pas veel later, al doende. Ook ik heb jaren aangemodderd, geklungeld. Ik herken wel veel van die eagerness waarover Keating het heeft: eens je weet wát je kan en dát je het kan, moeten alle verlegenheid en twijfel eindelijk plaatsmaken voor daadkracht. Wat dat betreft heb ik best veel tijd in te halen. Volle gas dus. “...your own voice”, dat vind ik dubbel. We hechten vandaag zo veel belang aan die authenticiteit. De schrik om geen waarachtig leven te leiden zorgt voor zo’n verlammende druk bij veel mensen, terwijl hun instagram- accounts griezelig parallel lopen. Zelf probeer ik ook nuchter te blijven onder die drang naar eigenheid. Heb je al gemerkt dat eigenheid vooral een kwaliteit is die andere mensen elkaar toeschrijven? Ik denk dat de meest ‘eigen’ mensen zich dit zelf amper afvragen. Ze doen wat ze denken dat ze moeten doen, klaar. Natuurlijk heb ook ik mijn grote voorbeelden waarvan ik me moet ontworstelen; zo schrijf ik het ook in een van de gedichten: “ik is nog maar aan het begin/ neemt woord over woord nog toe”. Wat dat betreft is zo’n dichtbundel ook wel een statement van eigenheid. Maar of het allemaal zo ‘eigen’ of ‘typisch Bosmans’ is, dat is nog maar de vraag. Time will tell.
Dat brengt ons naadloos bij jouw poëtica. Proficiat met je debuutbundel Diorama, uitgegeven bij Uitgeverij P. Vertel eens over het leitmotiv van de bundel.
Dankjewel. Een woordelijke rode draad loopt er niet echt door de bundel. Het leitmotiv is eerder iets dat zich op een zintuiglijke of gevoelsmatige manier aandient. De bundel is wat dat betreft geen concept album of een werk met één duidelijke lijn. Daarvoor is de genese van deze bundeling gedichten te divers. Ik heb wel geprobeerd om de aanvankelijk losse gedichten qua sfeer en dynamiek zo samen te brengen dat ze resoneren in elkaar. Uiteindelijk bleven er dan vier grote afdelingen over, die gaandeweg steeds verder uitzoomen. De eerste cyclus is eerder persoonlijk en protagonistisch, waarna de tweede afdeling (kamers) wat naaste nevenfiguren opvoert. De derde cyclus (schaalverkleining) zoomt net zoals de laatste afdeling (systeemleer) in op een ruimere wereld. De verbindende elementen doorheen de hele bundel zijn wel begrippen als verlies, bedreiging of ontaarding. Echt vrolijk word je er niet van. (lacht)
Diorama is een veelstemmige bundel geworden. Dat valt ook te merken aan de taalregisters die je gebruikt. Heldere, herkenbare gedichten worden afgewisseld met poëzie die qua syntaxis en inhoud meer inspanning vergt. Toch lees ik duidelijk de stem van één dichter. Zijn die verschillende taalregisters een bewuste keuze in de bundel?
Ik wilde van begin af aan een meerstemmige bundel schrijven. Zelf hou ik niet zo van die weldoordachte, vormvaste bundels met slechts één toonaard. Ze houden mijn aandacht maar moeilijk vast en zelf ben ik altijd op zoek naar die nieuwe wending, een compleet fris perspectief. Daarom paste de titel ‘diorama’ voor mij zo wonderlijk goed bij de collectie gedichten: je krijgt een overdadige, soms ‘miniaturistische’ beschrijving van taferelen, waarna je opschuift naar een volgend tableau dat dan weer iets helemaal anders toont. Veelheid is echt wel een sleutelwoord voor mij. Misschien omdat ik moeilijk kan kiezen, maar ik denk toch vooral omdat enkelvoudigheid of eenduidigheid mij zelf heel snel tegensteken. Ik zei het al: ik wilde iets bochtigs maken en veel talige mogelijkheden verkennen. Toch is er ook veel geschrapt. Ruim vijftig gedichten vonden geen plaats in deze bundel, omdat de toon of de stijl het geheel deed ontsporen. Dat blijft natuurlijk de aartsmoeilijke opdracht: hoe kan je een coherent werk maken dat veelzijdig blijft en toch geen lappendeken wordt? Hopelijk ben ik daar min of meer in geslaagd.
We fileren graag 3 gedichten uit je bundel. Laten we beginnen met 'weefsel' uit de eerste afdeling getiteld ‘grondbeginsel’. In deze afdeling en in dit gedicht heeft ‘grond’ meerdere gedaantes. In welke mate vind jij dat de toenemende maatschappelijke druk en de zoektocht naar verbinding, toch belangrijke thema’s in de bundel, ervoor zorgt dat we steeds moeilijker kunnen aarden?
Moeilijk kunnen aarden, dat is een dichterlijke omschrijving. Welja, daar gaat het dus om. Het onvermogen om je plek te vinden, om ergens te blijven en te zeggen ‘het is goed zo’, dat zijn inderdaad de thema’s die mij bezighouden. Tegenover sleutelbegrippen als verlies of bedreiging plaats ik dan rusteloze pogingen om de boel toch wat bijeen te houden. Qua toon maakt dat de gedichten vaak donker, want als lezer weet je natuurlijk dat er weinig redding is. Al kunnen we maar proberen. Die maatschappelijke druk komt in de bundel vooral aan bod in de laatste afdeling, die veel ruimer is opgezet dan de overige cycli. Ik toon er de kaalslag van algoritmes, afhaalmaaltijden, koeriersbedrijven, mass media etc. en hoe deze een impact hebben op onze ‘geconnecteerdheid’ met elkaar. We’re in this together is blijkbaar zoiets dat we tegen elkaar zeggen wanneer iets slechts gebeurt, maar dan moet er dus wel eerst een rivier overstromen of een bom ontploffen… Are we in this together? Echt?
Laten we meteen een gedicht uit de laatste afdeling erbij nemen. Het slotgedicht ‘cartografisch’ liet mij niet onberoerd. Ik vind het idee van ‘een eigen lengtemaat om onze afstand in kaart te brengen’ een mooie vondst die knap wordt uitgewerkt. Het is een nieuwe kijk op hoe we ons tot elkaar verhouden. Kan poëzie volgens jou helpen om extremen in onze samenleving dichter bij elkaar te brengen?
Poëzie als grote verbinding? Dat lijkt me wel erg idealistisch. Ik vrees dat de extremen in onze samenleving vaak een andere taal spreken, met uitdrukkingsvormen die zelfs een dichter maar moeilijk met elkaar kan rijmen. Dat verbindende aspect is natuurlijk het hoofddoel van elke vorm van sociaal dichterschap, zoals stadsdichters of pakweg de Dichter des Vaderlands. Ik ben ervan overtuigd dat mensen a priori geïnteresseerd zijn in elkaars manier van zien en voelen, maar dat we gaandeweg zijn vergeten hoe we echt moeten luisteren. Poëzie kan daarbij helpen. Gedichten leren je luisteren met andermans oren, je ziet de dingen vanuit een nieuw perspectief en dat is soms verhelderend. Maar niet alleen gedichten doen dat. Elke kunstuiting is zo’n uitnodiging om je eigen afstanden te herkalibreren. Zeggen dat elke ontmoeting een nieuwe maatstaf is, dat vind ik moedig. Als politici wat meer dichterlijke moed zouden hebben en dichters wat politieker worden, dat zou al veel veranderen.
In de tweede afdeling, ‘kamers’, staat het gedicht ‘opruimen’. Een tekst die heerlijk ontspoort en qua taalgebruik danig verschilt van bijvoorbeeld ‘weefsel’. Terwijl ik bij het lezen van de titel naïef denk aan een huiselijk tafereel, word ik getuige van een trappenhuis dat vol kerosine wordt geblazen en ogen die worden uitgelepeld. Ook qua regellengte woekeren de verzen als likkende vlammen tot alleen dit overblijft: / de gloed van een wiek en een mot die om haar dood danst / dat moet dan maar genoeg zijn./ Opgeruimd staat netjes, Frederik. In welke mate is poëzie schrijven voor jou een manier om orde te scheppen in je hoofd wanneer de realiteit chaotisch verloopt?
Poëzie schrijven is sowieso een vluchtig ordeningsproces. Je begint met een vaag idee en op het einde van de rit heb je - als het even meezit - iets gemaakt dat je amper kon voorzien. Op papier lukt het om die realiteit zelf vorm te geven en om deze te sturen. In het echte leven lukt me dat pakken minder. Schrijven is voor mij een manier om mijn denken te leiden, omdat ik van nature toch redelijk chaotisch denk en leef. Door te vertragen in taal komt er ook een rem op die losse gedachten. Zo ontstaat een korte vorm van helderheid. Echt lang kan die wel niet blijven. Daarvoor ben ik te ongeduldig. Maar op papier leid ik een geordend leventje. Digitaal dan.
De eerste bundel ligt binnenkort dus in de boekhandel. Zijn er al ideeën voor een opvolger? Wat mogen we de komende maanden verwachten van Frederik Bosmans?
Klopt. Momenteel werk ik samen met een steengoede illustratrice aan een kinderverhaal. Een beetje een feelgoodproject dat qua dynamiek en sfeer mijlenver afstaat van diorama, maar er tegelijk qua thematiek ook veel mee gemeen heeft. Het wordt toch weer wat dichterlijk, weliswaar op een speelsere en meer kinderlijke manier. Daarnaast ben ik ook stilletjes aan het voorbereidende denkwerk begonnen voor een volgende bundel, die eerder episch van inslag zal zijn. Ik kan er nog niet te veel over zeggen, maar het wordt een mengeling van sprookjes, sci-fi, mythologie en nog van alles. Maar of het een levensvatbaar project wordt weet ik nog niet. Als dat niet lukt, schuif ik op naar iets dramatisch. Een dichtbundel in de vorm van een toneeltekst, met een dramatis personae … We zien wel. Uiteindelijk wil ik die veelheid blijven botvieren. Maar de volgende projecten zullen wel een strakke inhoudelijke lijn hebben, als leidraad voor mezelf en voor de lezer. De taal zal wel dichterlijk en veelzijdig blijven, daar wil ik niet op afdingen. Integendeel.
Bedankt Frederik!
interview: Antony Samson
gedichten