Ze woelt tunnels in vijandig dons.
Wrikt deuren open naar
klemmen van verleden.
Neemt oude draad weer op.
Schroeft cocon na cocon
van nachtjapon en lakenuren.
Buiten ontpopt al de wanhoop.
Nachtvlindervleugels roffelen
op trommelvliezen.
J. schopt de onrust uit haar laatste benen.
Daalt de dageraad af.
Trapt de witte nacht na.
Ze verliest al haar slippers.