Onder het huis gaapt een kelder
op muren verschieten tekeningen op kinderhoogte
in een hoek overwinteren noten in hun dop,
we leven - ingekwartierd na twee oorlogen.
Bij elke maaltijd zit onzichtbaar een soldaat
ons het zwijgen op te leggen, we eten
de boter die er toen niet meer was
weten niets over het beleg en lege gamellen.
Zo groeien we op, gewaarschuwd bij elke stap
in de klei waar het verloren kruit
onder een mistlaag schuilt
en leren obussen te scheiden van bieten.
Waar geen sprake van is dat horen we
bevangen door de tocht onder de Menenpoort
als noten kraken op het scherp van een klaroen.