In gesprek met Sarah Michaux
Over de schilder, de machinist, de wachter en de reiziger.
‘Poëzie schrijven is voor mij beeldhouwen.’, zeg je.
Kan je aan de hand van deze vergelijking vertellen hoe jouw debuut is ontstaan en gegroeid?
Wanneer ik schrijven vergelijk met beeldhouwen, heb ik het over mijn schrijfproces. Ik begin meestal met schrijven in een groot schrift, voluit, en in de mate van het mogelijke, zonder oordeel. De volgeschreven bladzijden, zou ik dan mijn blok marmer durven noemen (al is het zeker niet zo kostbaar). Met dat marmer begin ik te beeldhouwen: het overtollige materiaal schrappen, puzzelen, bijvijlen, tot er een gedicht of een reeks gedichten ontstaat. Zo zijn haast alle teksten in mijn bundel ontstaan.
Mijn proces om van individuele gedichten een bundel te maken, zou ik niet meer met beeldhouwen vergelijken. Misschien kan je het zien als een tentoonstelling organiseren: waar zit de samenhang, ontbreken er nog gedichten, welk gedicht past niet of moet herschreven worden, waar moet het ritme anders? Bij het componeren van de bundel, probeer ik ervoor te zorgen dat de beelhouwwerkjes het best tot hun recht komen.
Kan je je bundel in één zin samenvatten? Indien nodig mag het een lange, samengestelde zin zijn ☺.
In Onder wolken wil ik iets vertellen over hoe het is om mens te zijn, uitkijkend naar wolken, enerzijds vol verlangen – verlangen om de wolken vast te houden, verlangen om te ontsnappen aan de aarde en haar tijdelijkheid, verlangen om te weten wat er allemaal is boven die wolken – anderzijds met ontzag voor hun schoonheid.
‘Onder (jouw) wolken’ wandelen, is een boeiende tocht vol verwondering en mysterieuze, bijzondere ontmoetingen. We passeren achtereenvolgens een schilder, een machinist, een wachter en een reiziger. Dit viertal stel je voor in een lang openingsgedicht. Waar staan die figuren voor?
Met elk van de personages, heb ik geprobeerd om een aspect van ons mens-zijn bloot te leggen. Er is de schilder die ons een andere werkelijkheid kan tonen. Ons leven is kwetsbaar en we hebben allerlei mechanismen om ons te beschermen, waaronder de verhalen die we onszelf vertellen. De schilder is een persoon die we nodig hebben om ons open te stellen voor andere manieren van kijken en die onze kwetsbaarheid in een ander licht plaatst.
De machinist verwijst naar de vergelijking die vaak gemaakt wordt tussen machine en lichaam. Wie bestuurt deze machine en hoe bestuurbaar – controleerbaar – is dit lichaam? Er zijn altijd aspecten die buiten onze controle vallen, zoals herinneringen die zich nestelden in ons lichaam of zoals onze gedachten die je kan vergelijken met stoom.
Er is de wachter die uitkijkt naar een ontmoeting, maar telkens terugvalt op zijn buitensporige eenzaamheid. De reeks gaat over ons verlangen om te weten wat er zich diep in de kosmos verborgen houdt. Daarbij vragen we ons af of er daar intelligent leven aanwezig is en fantaseren we graag over contact met dat buitenaards leven.
Tot slot is er de reiziger die een strijd voert met zijn dromen en herinneringen, maar onderweg leert deze te aanvaarden. Elk mens is een pelgrim in het leven, op tocht naar een bestemming die voor iedereen dezelfde is: de dood. Het is een reis vol obstakels. Gaandeweg leer je om te gaan met de omstandigheden die je gegeven zijn en om af en toe verwonderd en dankbaar te zijn over wat is. Je leert onderweg te zijn.
De titel kan op twee manieren worden gelezen. Enerzijds kan je het lezen als een plaatsbepaling. Alle personages zijn op zoek naar een manier om hun plaats onder de wolken, die soms speels zijn, soms donker of afwezig, te aanvaarden. Anderzijds kan je de wolken in de titel ook zien als de personages uit de bundel en ‘onder’ lezen als ‘tussen’. Ze hebben gemeen dat ze worstelen met hun sterfelijkheid; met het feit dat ze eigenlijk als wolken zijn, vluchtig, voortdurend van vorm veranderend.
In een vernietigende recensie noemt Peter Vermaat (MeanderMagazine 31.12.21) jouw gedichten stoepkrijtpoëzie. Tegelijk word je genomineerd voor de Poëziedebuutprijs 2022, georganiseerd door Poëziecentrum en DeAuteurs – je schoot net niet de hoofdvogel af – en schrijft Daniël Franck (De schaal van Digther 15.09.22) Alleszins is met Sarah Michaux een belofte opgestaan. Heb je een verklaring voor deze erg uiteenlopende lezingen?
Ik vermoedde al voor de publicatie dat mijn bundel gemengd onthaald zou worden. De reacties van eerdere lezers waren ook erg verdeeld. Voor ik de bundel de wereld instuurde, vertrouwde ik genoeg op het feit dat het ‘mijn’ bundel was, dat ik met mijn eigen stem heb geschreven wat ik wilde schrijven en dat geen oordeel van buitenaf, aan dat feit afbraak kon doen. Dat was voor mij ook het teken dat ik, na jaren gedichten schrijven, er eindelijk klaar voor was om met mijn werk naar buiten te komen.
Er circuleren volgens mij heel wat normatieve visies over hoe goede poëzie eruit hoort te zien. Ik denk niet dat mijn bundel aan de ‘regels’ beantwoordt. Maar ik had de bundel op geen andere manier kunnen schrijven dan hoe ik hem geschreven heb en dat is voor mij voldoende.
Het is natuurlijk een hele eer om genomineerd te worden voor de poëziedebuutprijs. Het geeft me extra motivatie om verder te gaan met schrijven. Anderzijds merk ik dat ik niet te veel belang probeer te hechten aan zowel de positieve aandacht, als de negatieve kritiek. Het gaat me bij het schrijven om de connectie die ik probeer te leggen met mezelf en niet met meningen van buitenaf. Dat is voor mij de grootste uitdaging bij het schrijven, een uitdaging die vaak innerlijke weerstand oproept, maar tegelijk ook de grootste bevrediging geeft wanneer die connectie succesvol tot stand komt.
‘Onder wolken’ is ondertussen een eigen leven gaan leiden, zoals dat gaat met (eerst)geborenen. Kan je je vinden in de weg die je debuut gaat? Hoe kijk je als dichter de toekomst in? Heb je concrete plannen?
Ik kan me vinden in de weg. De nominatie voor de poëziedebuutprijs, is een mooi moment op die weg. Anderzijds ben ik een beetje opgelucht dat ik niet de winnaar was. Ik ben blij dat ik verder kan schrijven in de luwte. Schrijven moet een plaats blijven om thuis te komen, mijn gedachten af te tasten, te boetseren, te beeldhouwen. Niet om in de kijker te staan, maar om mijn leven met een groter gevoel voor verwondering en speelsheid te kunnen beleven.
Wat betreft het schrijven, schrijf ik gewoon gestaag verder. Ik zit nog in de fase van het marmer klaarleggen en hier en daar al wat vormen aftasten van de toekomstige beelden. Ik heb nog geen idee wat er allemaal in het nieuwe marmer verborgen ligt voor een volgende bundel, maar ben er wel nieuwsgierig naar.
Daarnaast heb ik nog plannen met poëzie. Ik ben onder meer bezig een poëzieavond te organiseren samen met cultureel centrum Het Gasthuis in Aarschot. Dat is een manier om mijn grote liefde voor poëzie, uit te dragen. Daarnaast ben ik met drie gelijkgestemde dichters en mijn echtgenoot als muzikant, een collectief aan het vormen en een voorstelling aan het maken. Wie weet waar het ons brengt? In elk geval geeft het fijne kriebels.
interview: Ann Van Dessel