We moesten gaan. Er was te veel
om bij te houden, het dood gewicht
van eeuwen opgestapeld avondlicht.
Het drukte vol geduld de kelen dicht,
tot onze stem niets meer van vuur kon
dragen dan een rode, dalende zon.
Straten sneden ons steeds verder af.
Adem bleef en stierf waar hij begon,
herinnerde zich niet aan ons gezicht.
Daarom braken we de bedelstaf
van onze erfenis, zwoeren de leerplicht
van de tijd met harde handen af
titelloos gedicht uit de cyclus Stilstand