1987
Deze reis arriveerde een brief met zwarte rand.
De familie had getekend.
Wij erfden witregels.
Toen je werd afgelegd,
hing de wereldkaart nog aan onze muur.
Jij telde drieëndertig accupunctuurpunten:
kopspelden, die we één voor één uit je lichaam trokken
tot de stroom uitviel in bijna alle landen.
Voor hier in huis.
Later werd de telefoon sirene.
Moeder speelde vermist.
Ik blies als een kat in de hoorn.
Van de uitvaart herinnert niemand zich
waar ik was. Misschien in de klas,
scheppend met houtskool.
Als een zwartomrande brief in de bus valt, moet je geen babyborrel verwachten. Je weet meteen vanwaar de wind komt. Het gebeurt op deze reis. De reis van wieg naar graf? Of die ene reis van punt A naar punt B? De erfenis is witruimte, wat onvermeld blijft, wat je zelf mag invullen. Het blanco van de stilte. Een dierbare, nabije dode vormt het middelpunt. Iemand die de ik-figuur aanspreekt in de tweede persoon enkelvoud. Het werkwoord afleggen heeft vier mogelijke betekenissen. Je kan een weg afleggen (reizen), een verklaring of een eed afleggen (doen), het tegen iets of iemand afleggen (verliezen). De vierde betekenis leunt daar sterk bij aan. Iemand verliezen. Het soort verlies waaraan zorg wordt besteed. Iemand afleggen in de zin van voor de laatste maal wassen en aankleden. Ze herinnert zich dit moment zo precies want er hing nog een wereldkaart aan hun muur, een decorstuk in het teken van de reis. Dan maakt Jana Arns een overgang naar een nieuw element. Wat volgt leest op het eerste zicht als een raadsel. Accupunctuurpunten. Het loont de moeite om hier even bij stil te staan. Accupunctuur werkt met energiebanen en tegengestelde krachten in het lichaam. Yin en Yang. Op die banen liggen punten die verbonden zijn met een orgaan. Het lichaam vormt een netwerk, een wereld die je in kaart kan brengen. Een sterke metafoor. Op een wereldkaart worden bestemmingen ook met kopspelden vastgeprikt door globetrotters en strategen. Als je de kopspelden uittrekt, valt de stroom uit in organen, in alle landen. Een hele wereld wordt uitgeschakeld in de dood. Ook die van de nabestaanden in het getroffen huis. Dood en rouw als een lokale stroomuitval. Treffend. Het gedicht speelt zich af in de tijd dat de telefoons nog een hoorn hadden en op een bijzettafel stonden. Het enige wat nog van zich laat horen is dat ding. Alarmfase 1 van het rampenplan gaat in want een regel later wordt ook moeder vermist. De ik-figuur van het gedicht blaast als een gewonde kat en op de uitvaart daagde ze niet op, zonder afwezigheidsmelding. Moeder en dochter, allebei van de wereldkaart geveegd. Waar is ze heen? Misschien wel in de klas. Misschien daar waar ze schept met houtskool. En zo dringt een kier van licht door in dit gedicht. Want wat is scheppen anders dan er toch nog iets van maken. Ondanks ...
Wim Vandeleene