Bij een herinnering aan een schilderij van Edvard Munch
Heren met hoge zwarte hoeden op het plein
Gezichtloos zetten ze zichzelf te kijk,
verliezen zich in stelligheid en afstand.
Hun meningen overwoekeren elkaar
met de koppigheid van zevenblad.
Over wat er toe doet keuvelen ze
met de diepgang van een glas water.
De vrouw op de voorgrond raakt
haar afstandsbediening kwijt, houdt
de zondag voor bekeken. Haar donkere,
paarse schaduw raakt nauwelijks de grond.
Verstrooid knijpt ze in haar rechterwang.
Haar holle ogen zien de verte van de zee niet langer.
Voorbijgangers verbleken in haar blik.